Dit is een oude revisie van het document!
Inhoud
Autodiagnose
De injectiecomputer (ook wel ECU) is voorzien van een autodiagnose die, ook na afgezet contact, tijdelijk en permanente storingen opslaat die zich voor kunnen doen tijdens het rijden.
Twee codes welke altijd aanwezig zijn betreffen code 12 en code 11. Deze codes geven respectievelijk de start en stop van het proces aan.
Injectiecomputer uitlezen
Voor het uitlezen heeft Citroën verschillende testapparatuur gehanteerd, zowel digitaal als analoog.
Bij het uitlezen met een testapparaat gaat er een lampje op het apparaat knipperen, ditzelfde geknipper is ook in de auto op het dashboard waar te nemen.
Het geknipper moet als volgt geïnterpreteerd worden:
- voorbeeld: code 43
- 4x knipperen in vaste frequentie, lange pauze, 3x knipperen in vaste frequentie.
De codes worden per stuk afgegeven. Als het geknipper dus is gestopt dan moet de volgende code weer handmatig worden opgeroepen. Bij het uitlezen wordt als eerste code 12 uitgegeven en aan het einde van de procedure zie je code 11. Als hier geen code tussen zit is er geen storing aanwezig.
Het aflezen van de storingscodes is ook mogelijk zonder testapparaat, met behulp van de controlelamp op het dashboard:
- Sluit een losse draad van ca. 2.5 m aan op de diagnosestekker van de auto.
- Houd deze draad 3-4 seconden tegen de massa (bv aansteker).
- Kijk naar het knipperen van de controlelamp op het dashboard.
- Als de lamp niet reageert bovenstaande handeling herhalen.
Storingscodes
Onderstaand de verschillende codes. Let goed op welk type en merk injectiecomputer het gaat. Veel codes komen overeen maar er zijn er ook die dubbel gebruikt worden met verschillende betekenissen.
(1) = Bosch Mono-Jetronic type A 2.2
(2) = Magneti Marelli G6 11
(3) = Bosch Mono-Motronic type MA 3.0
(4) = Bosch Motronic type MP 3.1 (multipoint-injectie) (AX GTI)
Code 11 (1, 2, 3)
Einde van de test
Code 12 (1, 2, 3)
Begin van de test
Code 13 (1)
Luchttemperatuur
Plaatsing onderdelen | Controles | Computerstekker | Aansluitkast | Aansluiting | Waarden | Noodfunctie | Ernstig |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Luchttemperatuur sonde (in verstuiverhuis) | ohmmeter | Losgenomen | 14-25 of 6 | | Bij -10ºC R = 8200Ω-11000Ω Bij +20ºC R = 2250Ω-2750Ω Bij +50ºC R = 760Ω-910Ω | Ja | Nee |
Code 13 (2, 3)
Luchttemperatuur
Code 14 (1)
Koelwatertemperatuur
Plaatsing onderdelen | Controles | Computerstekker | Aansluitkast | Aansluiting | Waarden | Noodfunctie | Ernstig | Inductiecode |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Watertemperatuur sonde (op waterafvoerhuis) | ohmmeter | Losgenomen | 2-25 of 6 | | Bij -10ºC R = 8200Ω-11000Ω Bij +20ºC R = 2250Ω-2750Ω Bij +80ºC R = 290Ω-370Ω | Ja | Nee | 31 |
Code 14 (2, 3)
Koelwatertemperatuur
Code 21 (1)
Stationaire regeling
Code 21 (2, 3)
Potmeter gasklep
Code 22 (2, 3)
Stappenmotor
Code 31 (1, 2, 3)
Automatische aanpassing mengselregeling
Code 33 (1)
Potmeter gasklep
Code 33 (2)
Absolute-druksensor
Code 41 (1)
Signaal motortoerental
Code 41 wordt anders opgeslagen in het computergeheugen dan de overige codes:
- wordt gewist zodra de computer het signaal van het motortoerental opvangt (primair circuit ontsteking);
- verschijnt zodra de motor stopt
Gebruik van code 41:
- 1e geval: Als de motor aanslaat: deze storing negeren.
- 2e geval: Als de auto niet aanslaat:
- Code 12 oproepen (aan massa schakelen gedurende 3-4 seconden).
- De startmotor 10 seconden in werking stellen, dan de sleutel loslaten, maar het contact aanlaten.
- De storingscodes oproepen (aan massa schakelen gedurende 3-4 seconden).
- Als code 41 verschijnt, de ontsteking controleren.
- Als code 41 niet verschijnt, betekent dit dat de ontsteking goed functioneert.
Code 41 (2)
Toerensensor
Code 42 (2)
Verstuiver
Code 45 (2)
Bobine 1-4
Code 51 (1, 3)
Lamdasonde
Code 52 (1, 2, 3)
Mengselregeling
Code 53 (1, 2, 3)
Voedingsspanning en accu
Code 54 (1, 2, 3)
Computer
Code 57 (2)
Bobine 2-3